Verdien punten door opdrachten te vervullen en de partij te winnen. Wie de meeste punten haalt wint.
Nodig
Spelvariant 1: per 2 kinderen: 1 schaakbord en 1 set schaakstukken. Met 1 set opdrachtkaartjes kunnen circa 10 kinderen tegelijkertijd dit spel spelen.
Spelvariant 2: per 2 kinderen: 1 schaakbord en 1 set schaakstukken. Met 1 set opdrachtkaartjes kunnen 6 kinderen tegelijkertijd deze variant spelen.
Je kunt hier opdrachtkaartjes downloaden:
-> Werkboek 1 – opdrachtschaak – spellen 37 en 38 (pdf). Print de pdf dubbelzijdig, met de optie omslaan aan de korte zijde.
-> Opdrachtkaartjes Werkboek 2 (binnenkort beschikbaar)
Duur (instructie, opzetten, spelen en opruimen)
15-25 minuten.
Thema’s
Werkboek 1: Waarde van de stukken, Slaan, Veilig, Gedekt, Mat, Schaak, Verdedigen tegen schaak
Werkboek 2: Rokade, Centrum, Voordelige ruil, Schaakhavik: kijken – denken – doen, Tweevoudige aanval, Dubbele aanval
Niveau
Beginners
Leeftijd
5-12
Hoort bij les
WB1: les P3, P4
WB2: les P1, P2, P3, P4, P5
Beschrijving
De kinderen spelen een echte schaakpartij, die eindigt met schaakmat. (Hebben ze schaakmat nog niet geleerd, dan eindigt de partij met het slaan van de Koning.)
Voor aanvang van de partij trekken de kinderen 1 of enkele kaartjes uit de stapel (zie de toelichting op de spelvarianten hieronder). Op de kaartjes staan opdrachten (zie afbeelding). Vervullen ze tijdens de partij een opdracht, dan laten ze het kaartje direct zien aan de tegenstander en verdienen ze de punten die op het kaartje staan. Een moeilijke opdracht levert meer punten op.
Je moet jouw opdrachten natuurlijk geheim houden. De tegenstander mag niet weten welke opdrachten je hebt.
Het spel voor Werkboek 1 bevat 19 opdrachtkaartjes met alle onderwerpen van Werkboek 1 en 5 speelkaarten. Vanaf les 11 (schaak en verdedigen tegen schaak) beheersen de kinderen voldoende onderwerpen om dit spel te spelen. Je kunt natuurlijk de opdrachten weglaten, die betrekking hebben op onderwerpen die ze nog niet hebben gehad.
De Speelkaarten
Er zijn 5 kaartjes waarmee de kinderen geen punten kunnen verdienen: de speelkaarten. De speelkaarten zijn herkenbaar aan de rode rand. De opdracht op deze kaartjes levert voordeel op tijdens de partij en mogen de kinderen uitvoeren in plaats van een zet.
Spelvariant 1
Elk kind krijgt 1 opdracht. Wie zijn opdracht als eerste vervult wint. De partij eindigt dus bij de eerste vervulde opdracht. Maar je kunt ook winnen door schaakmat te zetten of de Koning te slaan (vooraf goed afspreken wat van toepassing is), voordat de eerste opdracht is vervuld. De punten zijn niet van belang.
De speelkaarten doen niet mee bij deze variant.
Variatie: een kind mag na het trekken 1 keer van kaartje wisselen, als het de opdracht te lastig vindt.
Spelvariant 2
Elk kind krijgt 3 opdrachten. De partij wordt helemaal uitgespeeld. Aan het einde wint de speler met de meeste punten. De partijwinst (mat of Koning slaan) levert 3 extra punten op. Een uitzondering hierop is het kaartje ‘Schaakmat’. In dat geval krijg je 5 punten als je de partij wint.
Vervult een kind een opdracht, dat laat het die opdracht direct aan de tegenstander zien. De beide spelers controleren of de opdracht goed is uitgevoerd. Een uitgevoerde opdracht leg je open naast het bord.
Je mag maximaal 1 speelkaart in je hand hebben. Trek je meer speelkaarten dan mag je er 1 kiezen; de andere speelkaarten moet je inwisselen voor opdrachtkaarten.
Variatie: een kind mag na het trekken 1 kaartje wisselen, als het de opdracht te lastig vindt.
Credits
SamenSchaken