De uitgeschreven lessen corresponderen met de lessen in het werkboek

Een uitgeschreven les voor de schaaktrainer sluit volledig aan op de corresponderende les in het werkboek voor de kinderen.

 

 

 

 

  • Bij de instructie gebruiken we dezelfde voorbeelden en begrippen als in het werkboek.
  • De lessen verwijzen naar de opdrachten in het werkboek.
  • De opdrachten in het werkboek zijn volledig toegespitst op de leerdoelen van de lessen.
  • De opdrachten in het werkboek worden toegelicht aan het einde van elke uitgeschreven les.

 

Is het handig om de lessen exact te volgen?

De uitgeschreven lessen bieden een compleet programma voor een les. Maar we dagen elke trainer uit om eigen accenten te leggen en eigen opgaven en schaakspelletjes aan de kinderen aan te bieden.

Herken je dit?

  • Ik heb weinig ervaring met het geven van schaaklessen.
  • Ik heb weinig tijd om lessen voor te bereiden.
  • Eigen oefeningen maken is voor mij een stap te ver.

Voor jou bieden de uitgeschreven lessen en het werkboek een volledig programma. Je kunt er direct mee aan de slag.

Heb je meer ervaring en tijd, dan kun je de lessen gebruiken als een indicatief programma. Elke trainingsgroep is anders. En elk kind vraagt specifieke aandacht. Jij bent  de enige die precies weet wat jouw groep nodig heeft. Je past jouw trainingen daarom voortdurend aan op de wensen van de groep en de individuele kinderen. Waar kun je aan denken:

  • Bij hele jonge kinderen moet je misschien vertragen.
  • Bij oudere of talentvolle kinderen kun je versnellen; misschien 2 lessen in een keer geven of een P-les overslaan.
  • Sommige kinderen vinden het werkboek saai: doe dan meer spelletjes. Andere kinderen vinden het werkboek geweldig. Laat ze dan vooral veel oefenen met opdrachten voor thuis.
  • Heb je een uitblinker? Biedt hem/haar uitdagende oefeningen aan of vraag of hij/zij wil meehelpen bij het uitleggen.
  • Kan een kind het tempo niet aan? Geef hem/haar extra aandacht tijdens de P-lessen en herhaal 1 op 1 eerdere lessen.
  • Heeft het merendeel van de groep moeite gehad met de opdrachten voor thuis, pas dan het programma van vandaag aan. (Dat doe je dus heel ad hoc. Je weet pas in de les dat de opdrachten niet goed zijn gemaakt.) Probeer er achter te komen waarom de opdrachten te lastig waren. Herhaal eventueel de instructie (met andere voorbeelden) en ga extra oefenen.
  • Begint morgen de vakantie en zijn de kinderen niet meer bezig met ‘leren’. Organiseer dan een toernooitje met schaakspelletjes.

Duur van de lessen

De uitgeschreven schaaklessen bevatten een programma van 1 uur tot 1 uur en 15 minuten. Dat is inclusief het spelen van een schaakpartij (competitie) of het spelen van schaakspelletjes. In de lessen staat een indicatieve tijdaanduiding per onderdeel, dat uitgaat van een totale tijdsduur van 1 uur.

“Onze lessen duren langer dan een uur.”

15 minuten extra zijn vaak geen overbodige luxe. Gebruik het extra kwartier om langer te oefenen in het werkboek en/of om meer schaakspelletjes te doen. De lessen en het werkboek bevatten elke les meer dan voldoende materiaal. Daardoor kun je als trainer variëren en snellere kinderen extra uitdaging bieden.

De instructie zou ik niet langer maken. De aandacht spanne van jonge kinderen laat dat niet toe. Bij voorkeur beperk ik de instructie tot 10 minuten. In enkele lessen is dat 15 minuten. Dan maar een voorbeeld minder. Volgende week krijg je een nieuwe kans om het onderwerp uit te leggen.
Geef ook geen extra instructie met nieuwe onderwerpen. Ze hebben al genoeg nieuwe dingen gehoord voor 1 les.

“Onze lessen zijn korter dan een uur.”

Omdat je voor instructie en oefenen toch minstens een half uur nodig hebt en je daarna nog echt wilt schaken (partij of spelletjes), is een uur toch wel de minimale tijd voor een goede training. Heb je echt minder dan een uur, verminder dan de tijd voor oefenen in het werkboek. Laat ze bijvoorbeeld alleen de eerste 3 opgaven van een opdracht maken en de rest thuis. De eerste 3 zijn nodig om er zeker van te zijn dat ze door hebben wat de bedoelding is.

Probeer zoveel mogelijk tijd te reserveren voor de schaakspelletjes. Daar komen ze thuis vaak niet aan toe. De spelletjes zijn een veel betere maatstaf voor de toepassing van nieuwe kennis, dan de oefeningen in het werkboek.

“Bij ons spelen ze het tweede half uur competitie.”

In de lessen 1-14 van Werkboek 1 is het programma van 1 uur inclusief het spelen van schaakspelletjes. De kinderen spelen dan nog geen echte partij (schaakmat leren ze pas in les 15). Bij diverse clubs is de clubavond opgedeeld in een half uur training en een half uur partijtje. De lessen 1-14 passen redelijk in dat stramien, zonder dat we precies na een half uur wisselen van oefenen naar partijtje spelen.

Vanaf les 15 (schaakmat) gaan de kinderen het tweede deel van de les een echte partij spelen. Reserveer daar minstens 20 minuten voor. Speel zonder klok. Arbitreer als de partij nog niet klaar is. Met 3 punten of meer voorsprong win je de partij.

Herhalingslessen: Pas op de plaats

Om de zoveel lessen maken we een pas op de plaats. We herhalen de onderwerpen van de voorgaande lessen, met nieuwe opgaven en spelletjes. Dit zijn de P-lessen (Pas-op-de-plaats-lessen). Afhankelijk van de voortgang van de kinderen besluit je als trainer om geen, 1 of meerdere trainingen aan een P-les te besteden. Bij jonge kinderen (5-6 jaar) besteed je tot 3 trainingen aan een P-les. Bij iets oudere en bij snelle kinderen is 1 herhalingsles misschien al voldoende.

P-lessen kun je ook gebruiken om nieuwe kinderen, die thuis al hebben leren schaken, te toetsen op hun kennis. Een onderwerp van voren af aan uitleggen is dan vaak niet nodig; extra oefenen wel.

De P-lessen voor de schaaktrainer bevatten een programma voor 3 trainingen. Een P-les bevat voldoende oefeningen en suggesties voor schaakspelletjes om 3 trainingen te vullen. Daardoor geven de P-lessen de trainer flexibiliteit met betrekking tot het tempo van het programma.

Werkboek 1 bevat 4 P-lessen.

> Lees ook: Wat zijn Pas-op-de-plaats-lessen (P-lessen)?

Extra spullen

Onder dit kopje staat wat je deze les extra nodig hebt.

 

 

 

Ik ga ervan uit dat je de volgende spullen altijd tot je beschikking hebt:

  • een demobord met stukken of een digibord;
  • magneten in 2 kleuren;
  • fiches in 2 kleuren;
  • whiteboardstiften;
  • een potlood voor elk kind.

Voor de trainer

Onder dit kopje belichten we de achtergronden van de les en de belangrijkste aandachtspunten. Meestal is dat heel kort. Bij een nieuw onderwerp soms wat uitgebreider.

Opbouw van de lessen

Elk les heeft dezelfde opbouw:

  1. Gezamenlijke opening
  2. Herhaling vorige week (indien van toepassing) of ophalen voorkennis
  3. Instructie
  4. Oefenen in het werkboek
  5. Schaakspelletjes
  6. Afsluiten (opruimen, samenvatten en opdrachten voor thuis)

De volgorde kan per les iets afwijken.

1. Gezamenlijk opening van de les

In elke les reserveren we kort tijd voor een gezamenlijke opening. Zelf doe ik dat meestal in een kring (alleen stoelen), voor het demobord. Het kan natuurlijk ook met de kinderen ieder achter een eigen tafel (U-vorm, gericht op het demobord).

 

 

 

 

Tijdens de opening heet ik de kinderen welkom en maak een kort rondje. Bijvoorbeeld met een schaakvraag: Wat is je favoriete schaakstuk? Wat is de gekste plek waar je wel eens hebt geschaakt? Heb je afgelopen week thuis geschaakt? Zo’n rondje kan heel snel. Voorkom wel al te uitgebreide antwoorden van de kinderen.
Daarna licht ik het programma toe. En soms gebruik ik de opening om kort de les van vorige week te herhalen. (Lees ook: 2. Herhaling vorige week (indien van toepassing) of ophalen voorkennis.)

De gezamenlijke opening biedt structuur aan de les. Omdat de les elke week op deze manier begint, is het voor de kinderen bij binnenkomst direct duidelijk wat de bedoeling is. Eenmaal in de kring wordt het rustig en richten de kinderen zich op de schaakles.
De gezamenlijke opening helpt ook de groepsvorming. De kinderen horen van elkaar de antwoorden op jouw vragen en leren elkaar daardoor weer een beetje beter kennen.