Dit blokje vind je onderaan op elke pagina van het werkboek. Het blokje nodigt je uit om positieve feedback te geven op de gemaakte opgaven. Je vermeld het aantal goed gemaakte opgaven. Niet het aantal fouten. En als je tevreden bent zet je er een dikke krul onder. Ben je nog niet tevreden, dan laat je het kind de fouten eerst verbeteren, voordat je alsnog een dikke krul geeft.
Archieven: FAQs
Hoe noem ik zetten als ik ze voordoe op het demo bord? Met coördinaten of …?
In de uitgeschreven lessen noteer ik de zetten van de stukken met de normale schaaknotatie. Het is niet de bedoeling dat je ook op die manier communiceert met de kinderen. In Werkboek 1 maken we geen gebruik van de schaaknotatie en hebben we ook geen les over de letters en cijfers van het bord.
Je kunt de betekenis van de letters en cijfers wel een keer uitleggen en je kunt de kinderen af en toe vragen om ze toe te passen (bijvoorbeeld als ze antwoord geven op een vraag). Maar ze zijn er nog onvoldoende mee vertrouwd om ze ‘casual’ te gebruiken. Als je dat toch doet bestaat het gevaar dat ze de zet niet begrijpen, of dat ze proberen te puzzelen welke zet je bedoelt en daardoor missen wat je verder uitlegt over de zet.
Laat daarom altijd de zetten zien op het demobord (visueel; uitvoeren op het demobord), terwijl je ook in woorden beschrijft wat er gebeurt: “Het witte Paard slaat de zwarte Loper en valt daar de Koning aan: ‘Schaak!.”
Wat doe ik in de eerste les van een nieuwe groep?
De eerste les. Alles is nieuw. De kinderen kennen jou niet en vaak ook elkaar nog niet allemaal. Jij kent de kinderen nog niet.
Bij binnenkomst
Zorg dat je direct contact maakt met de kinderen als ze binnen komen. Geef ze een hand en stel ze op hun gemak. Dat lukt alleen als je het lokaal op tijd hebt ingericht. Voorkom dat je met je rug naar de deur staat, omdat je nog bezig bent met het opzetten van het demobord.
Begin met een kennismakingsrondje
Besteed de eerste (en tweede) les extra tijd aan de kennismaking en de groepsvorming. Trek daar 10-15 minuten voor uit. Pas de inhoud van de les hierop aan. De kennismaking doe je bij voorkeur in een kring. Dus zonder tafels ertussen en zonder schaakborden en schaakstukken die de aandacht afleiden.
Begin met een voorstelronde. Vraag iedereen zijn naam te noemen en een (schaak)vraag te beantwoorden. Bv: Schaak je thuis al? Tegen wie? Van wie heb je het spel geleerd? Wat weet je al van schaken? Wie kan de beginstelling al opzetten? Vergeet niet om ook je zelf voor te stellen en die schaakvraag te beantwoorden. Als je iets grappigs over jezelf vertelt, dan zul je het ijs sneller breken.
Probeer zo snel mogelijk de namen te leren. Daartoe is het handig om de eerste les(sen) een naamsticker op de kleding van de kinderen te plakken. Spreek de kinderen zo veel mogelijk met hun naam aan.
Besteed ook ik les 2 nog extra aandacht aan de kennismaking. Tenslotte zien jullie elkaar dan pas voor de 2e keer.
Afspraken maken
Als onderdeel van de kennismaking gaan we afspraken maken. Die afspraken maken de kinderen zelf: met elkaar en met jou. Je maakt de kinderen daarmee eigenaar van de afspraken. Dat werkt beter dan wanneer jij jouw regels aan de kinderen oplegt. Ook helpt het bij de groepsvorming. Soms zullen kinderen elkaar gaan aanspreken op het niet nakomen van de afspraken.
- Intro: “We zijn met een groep. Als groep maak je afspraken over hoe je met elkaar omgaat.”
- Vraag de kinderen wat zij goede afspraken vinden. Schrijf ze op. Formuleer de afspraken als een positieve actie. Leg de focus op wat de kinderen kunnen doen, in plaats van op wat ze niet moeten doen. Dat laatste daagt uit om iets te doen wat je nu juist niet wilt.
- Check of wat de kinderen goede afspraken vinden, aansluit bij wat jij belangrijk vindt. Probeer de kinderen in ieder geval deze afspraken zelf te laten bedenken.
- We luisteren naar elkaar. (Niet: We praten niet door elkaar.)
- Heb je een vraag, steek dan je vinger op. (Niet: We roepen niet zomaar iets naar de groep.)
- We zijn gast in dit lokaal. We laten de spullen van de klas met rust. (Niet: We komen niet aan de spullen van de klas.)
- We ruimen na afloop samen op. (Niet: We laten de schaakspullen na afloop niet op de tafels staan.)
- Vraag om instemming met de afspraken.
- Sluit af met deze algemene afspraak: “We houden elkaar aan de afspraken. Geef elkaar een compliment als het goed gaat!”
De afspraken zet je na de les op een A4 (geplastificeerd) en hang je vanaf les 2 op. Het is niet nodig om elke les opnieuw de afspraken te herhalen. Alleen als daar aanleiding toe is.
Check kennisniveau
Als je een groep hebt met kinderen die al kunnen schaken, maar je weet niet precies wat ze al weten, besteed de eerste les dan aan het inventariseren van het niveau van de kinderen.
> Lees ook: Wat doe ik als ik geen idee heb hoe goed de kinderen schaken?
Zijn alle kinderen beginners, geef dan Les 1 van Werkboek 1.
Wat zijn Pas-op-de-plaats-lessen (P-lessen)?
Een Pas-op-de-plaats-les (P-les) herhaalt de onderwerpen van de afgelopen lessen in de vorm van spelletjes en extra opdrachten in het werkboek. Ze bieden dus geen nieuwe inhoud, maar zijn bedoeld om de toepassing van recente onderwerpen te verbeteren.
Afhankelijk van de voortgang van de kinderen besluit je als trainer om geen, 1 of meerdere trainingen aan een P-les te besteden. Voor hele jonge kinderen of kinderen, die zich bepaalde onderwerpen minder snel eigen maken, biedt een P-les de mogelijkheid om te vertragen. Misschien besteed je dan wel 3 trainingen aan een P-les. Bij iets oudere en bij snelle kinderen is 1 herhalingsles mogelijk al voldoende. Pas op het moment dat je denkt dat ze op de betreffende onderwerpen voldoende vaardigheid hebben opgebouwd, ga je naar de volgende nieuwe les.
Omdat we in een P-les les geen nieuw onderwerp behandelen kun je deze les overslaan. Als je de les overslaat, laat de kinderen dan wel oefenen met de opgaven in het werkboek die horen bij deze P-les.
De P-lessen voor de schaaktrainer bevatten een programma voor 3 trainingen. Een P-les bevat voldoende opdrachten in het werkboek en suggesties voor schaakspelletjes om minstens 3 trainingen te vullen. Daardoor geven de P-lessen de trainer flexibiliteit met betrekking tot het tempo van het programma.
Een P-les bevat nieuwe spelvormen en oefeningen. Daardoor lijkt het alsof de stof nieuw is en zullen de kinderen zich niet gauw vervelen. Je moet als trainer natuurlijk niet met een verveeld gezicht gaan roepen dat we ‘weer’ gaan oefenen met het Paard en de pion. De uitdaging voor de trainer is om ook een herhaling als iets nieuws te presenteren.
Extra tijd voor opdrachten uit eerdere lessen
Hebben kinderen nog niet alle opgaven in het werkboek af, die horen bij de voorgaande lessen? Laat ze dan een deel van de P-lessen extra oefenen in het werkboek. Maar zorg ook dat er tijd overblijft voor spelletjes.
Gebruik de les ook om opgaven uit het werkboek na te kijken en feedback te geven.
Organiseer een toernooitje met verschillende spelletjes
Een leuke manier om te herhalen is het spelen van een aantal schaakspelletjes in een toernooitje. Niet alleen gezellig maar ook nieuw en spannend.
In een les van een uur kun je de kinderen (in groepjes van 4) 3 verschillende spelletjes laten spelen. Noteer de uitslagen en geef de winnaars van elke groepje een klein prijsje. Bijvoorbeeld een schaaksleutelhanger.
Voor welke leeftijden zijn de lessen en het werkboek geschikt?
Werkboek 1 is geschreven voor beginners van 6-9 jaar in groepen 3, 4 en 5 van de basisschool.
Kinderen uit groep 3 (6-7 jaar) kunnen vaak nog niet (goed) lezen en schrijven. De talige onderdelen van het werkboek (quizvragen, opgaven met tekst) doe je dan samen. Vanaf groep 4 zijn de meeste kinderen ook in staat om de talige onderdelen van het werkboek te maken. Natuurlijk is ook dan uitleg van de trainer bij de meeste opdrachten geboden.
Het tempo van de lessen in Werkboek 1 is geschikt voor de jongste kinderen (6 jaar). Indien nodig kun je extra vertragen door een les op te knippen en meer Pas-op-de-plaats-lessen (P-les) in te lassen. Met een P-les kun je zeker 3 trainingen vooruit. We adviseren om pas met een nieuw onderwerp te beginnen, als je denkt, dat ze op de voorgaande onderwerpen voldoende vaardigheid hebben opgebouwd. (Zie de aparte FAQ over P-lessen.)
Het kan voorkomen dat kinderen van 5 jaar, (in overleg met de ouders) 2 keer het beginnersblok van 10 lessen volgen. Dat betekent dat ze na 20 lessen niet verder zijn dan de waarde van de stukken. Voor die jonge kinderen is dat geen probleem, zolang je maar voldoende variatie in de lessen en spelvormen blijft aanbieden.
Zo kun je ze de eerste lessen (loop van de stukken) van hun 2e blok benoemen tot hulptrainer en vraag je ze om de andere beginners uit te leggen hoe de stukken bewegen. Het is heel leerzaam en ze vinden het meestal heel erg leuk.
Ook weten die jonge kinderen nog niet wat schaakmat is en dat schaakmat het doel van het spel is. Ze hebben dus ook niet het idee dat ze iets missen. Spelvormen met eenvoudiger doelen die deze kinderen heel leuk vinden zijn:
- geef 3 keer schaak;
- pak als eerste 21 punten;
- verover (sla) de Koning.
Bij oudere kinderen (7-9 jaar) kan het tempo iets omhoog. Soms kun je 2 lessen in een keer geven en je besteed aan een P-les maar 1 training. Of je slaat de P-lessen helemaal over. Maar pas op voor overschatting van de voortgang van de kinderen. Als je de tijd neemt voor Werkboek 1, leg je een stevige basis voor de toekomst.