Kun jij vragen over de stelling beantwoorden, zonder dat jij naar de stelling kijkt?
Nodig
Met de hele groep: 1 demobord met schaakstukken; Werkboek 2.
In 2-tallen: 1 bord en 1 set schaakstukken; Werkboek 2.
Duur (instructie, opzetten, spelen en opruimen)
10-15 minuten.
Thema’s
Schaakhavik: kijken – denken – doen; veilig, visualiseren, veilige Koning, bordvisie.
Niveau
Licht gevorderd; gevorderd.
Leeftijd
8-12 jaar.
Hoort bij les
WB2, lessen 9, 10, 11, 12, P4 en P5.
Beschrijving
Dit spel speel je met de hele groep voor het demobord of in 2-tallen met een gewoon schaakbord.
Een kind of de trainer zoekt een stelling uit Werkboek 2 en zet die op het demobord (soms kost dat veel tijd; alternatief is om het diagram in het Werkboek te gebruiken). Kies een diagram van een van de mixvellen van lessen 9-12, P4 of P5. Dat zijn de opdrachten met als titel:
- Zoek de dreiging.
- Zoek het verschil.
- Doe de beste zet.
De andere kinderen bekijken de stelling enkele minuten. Daarna draai je het demobord om zodat ze de stelling niet meer kunnen zien.
Het eerste kind stelt nu vragen over de stelling aan de kinderen in de groep. Nuttige vragen zijn:
- Wie heeft het meeste materiaal? (Altijd belangrijk om te weten. Al op Werkboek 1 niveau.)
- Waar staan de Koningen (kort of lang gerokeerd; of staat de Koning nog in het midden)? (Belangrijke vraag als ze de Gouden regels van de opening kennen.)
- Welke stukken doen nog niet mee? (Altijd belangrijk om te weten. Al op Werkboek 1 niveau.)
- Welke stukken staan ongedekt? Kun je ze aanvallen? Kun je ze slaan?
- Staan de Koningen veilig? Kun je de Koning schaak zetten? Met welke stukken?
Het is de bedoeling dat de kinderen op een slimme manier naar de stelling gaan kijken. Als ze geprobeerd hebben de stelling als een foto te onthouden, gaat dat gegarandeerd mis. Maar als ze hebben ontdekt dat er ongedekte stukken zijn, de witte Koning onveilig staat (etc = het verhaal van de stelling), dan gaat het waarschijnlijk een stuk beter. Dat ze de onbelangrijke pion van a2 op a3 hebben gezet is niet belangrijk. Zolang ze de belangrijke kenmerken maar goed hebben.
Ook het kind dat de vragen stelt (en dus de antwoorden controleert) wordt gedwongen om goed naar de stelling te kijken.