Kenmerken van de uitgeschreven lessen
Werkboek 1 is geschreven voor beginners van 6-9 jaar in groepen 3, 4 en 5 van de basisschool.
Kinderen uit groep 3 (6-7 jaar) kunnen vaak nog niet (goed) lezen en schrijven. De talige onderdelen van het werkboek (quizvragen, opgaven met tekst) doe je dan samen. Vanaf groep 4 zijn de meeste kinderen ook in staat om de talige onderdelen van het werkboek te maken. Natuurlijk is ook dan uitleg van de trainer bij de meeste opdrachten geboden.
Het tempo van de lessen in Werkboek 1 is geschikt voor de jongste kinderen (6 jaar). Indien nodig kun je extra vertragen door een les op te knippen en meer Pas-op-de-plaats-lessen (P-les) in te lassen. Met een P-les kun je zeker 3 trainingen vooruit. We adviseren om pas met een nieuw onderwerp te beginnen, als je denkt, dat ze op de voorgaande onderwerpen voldoende vaardigheid hebben opgebouwd. (Zie de aparte FAQ over P-lessen.)
Het kan voorkomen dat kinderen van 5 jaar, (in overleg met de ouders) 2 keer het beginnersblok van 10 lessen volgen. Dat betekent dat ze na 20 lessen niet verder zijn dan de waarde van de stukken. Voor die jonge kinderen is dat geen probleem, zolang je maar voldoende variatie in de lessen en spelvormen blijft aanbieden.
Zo kun je ze de eerste lessen (loop van de stukken) van hun 2e blok benoemen tot hulptrainer en vraag je ze om de andere beginners uit te leggen hoe de stukken bewegen. Het is heel leerzaam en ze vinden het meestal heel erg leuk.
Ook weten die jonge kinderen nog niet wat schaakmat is en dat schaakmat het doel van het spel is. Ze hebben dus ook niet het idee dat ze iets missen. Spelvormen met eenvoudiger doelen die deze kinderen heel leuk vinden zijn:
- geef 3 keer schaak;
- pak als eerste 21 punten;
- verover (sla) de Koning.
Bij oudere kinderen (7-9 jaar) kan het tempo iets omhoog. Soms kun je 2 lessen in een keer geven en je besteed aan een P-les maar 1 training. Of je slaat de P-lessen helemaal over. Maar pas op voor overschatting van de voortgang van de kinderen. Als je de tijd neemt voor Werkboek 1, leg je een stevige basis voor de toekomst.
Onder dit kopje belichten we de achtergronden van de les en de belangrijkste aandachtspunten. Meestal is dat heel kort. Bij een nieuw onderwerp soms wat uitgebreider.
Comment on this FAQ
Elk les heeft dezelfde opbouw:
- Gezamenlijke opening
- Herhaling vorige week (indien van toepassing) of ophalen voorkennis
- Instructie
- Oefenen in het werkboek
- Schaakspelletjes
- Afsluiten (opruimen, samenvatten en opdrachten voor thuis)
De volgorde kan per les iets afwijken.
Comment on this FAQ
De lessen die horen bij het werkboek zijn helemaal uitgeschreven. Als schaaktrainer kun je er meteen mee aan de slag.
De lessen hebben een vaste opbouw, met tips voor de trainers en ze verwijzen naar het Werkboek voor de opdrachten en de Database Schaakspelletjes voor de spelletjes. Hierdoor vormen Werkboek, Database en de uitgeschreven lessen een samenhangend geheel.
> Les 1 uit Werkboek 1 (pdf)
Comment on this FAQ
De uitgeschreven lessen bieden een compleet programma voor een les. Maar we dagen elke trainer uit om eigen accenten te leggen en eigen opgaven en schaakspelletjes aan de kinderen aan te bieden.
Herken je dit?
- Ik heb weinig ervaring met het geven van schaaklessen.
- Ik heb weinig tijd om lessen voor te bereiden.
- Eigen oefeningen maken is voor mij een stap te ver.
Voor jou bieden de uitgeschreven lessen en het werkboek een volledig programma. Je kunt er direct mee aan de slag.
Heb je meer ervaring en tijd, dan kun je de lessen gebruiken als een indicatief programma. Elke trainingsgroep is anders. En elk kind vraagt specifieke aandacht. Jij bent de enige die precies weet wat jouw groep nodig heeft. Je past jouw trainingen daarom voortdurend aan op de wensen van de groep en de individuele kinderen. Waar kun je aan denken:
- Bij hele jonge kinderen moet je misschien vertragen.
- Bij oudere of talentvolle kinderen kun je versnellen; misschien 2 lessen in een keer geven of een P-les overslaan.
- Sommige kinderen vinden het werkboek saai: doe dan meer spelletjes. Andere kinderen vinden het werkboek geweldig. Laat ze dan vooral veel oefenen met opdrachten voor thuis.
- Heb je een uitblinker? Biedt hem/haar uitdagende oefeningen aan of vraag of hij/zij wil meehelpen bij het uitleggen.
- Kan een kind het tempo niet aan? Geef hem/haar extra aandacht tijdens de P-lessen en herhaal 1 op 1 eerdere lessen.
- Heeft het merendeel van de groep moeite gehad met de opdrachten voor thuis, pas dan het programma van vandaag aan. (Dat doe je dus heel ad hoc. Je weet pas in de les dat de opdrachten niet goed zijn gemaakt.) Probeer er achter te komen waarom de opdrachten te lastig waren. Herhaal eventueel de instructie (met andere voorbeelden) en ga extra oefenen.
- Begint morgen de vakantie en zijn de kinderen niet meer bezig met ‘leren’. Organiseer dan een toernooitje met schaakspelletjes.
Comment on this FAQ
Om de zoveel lessen maken we een pas op de plaats. We herhalen de onderwerpen van de voorgaande lessen, met nieuwe opgaven en spelletjes. Dit zijn de P-lessen (Pas-op-de-plaats-lessen). Afhankelijk van de voortgang van de kinderen besluit je als trainer om geen, 1 of meerdere trainingen aan een P-les te besteden. Bij jonge kinderen (5-6 jaar) besteed je tot 3 trainingen aan een P-les. Bij iets oudere en bij snelle kinderen is 1 herhalingsles misschien al voldoende.
P-lessen kun je ook gebruiken om nieuwe kinderen, die thuis al hebben leren schaken, te toetsen op hun kennis. Een onderwerp van voren af aan uitleggen is dan vaak niet nodig; extra oefenen wel.
De P-lessen voor de schaaktrainer bevatten een programma voor 3 trainingen. Een P-les bevat voldoende oefeningen en suggesties voor schaakspelletjes om 3 trainingen te vullen. Daardoor geven de P-lessen de trainer flexibiliteit met betrekking tot het tempo van het programma.
Werkboek 1 bevat 4 P-lessen.
> Lees ook: Wat zijn Pas-op-de-plaats-lessen (P-lessen)?
Comment on this FAQ
Kinderen leren op heel verschillende manieren. Sommige kinderen zijn heel gevoelig voor beelden. Andere kinderen zijn gevoeliger voor woorden. In onze lessen en in het werkboek bieden we beide vormen aan. Het combineren van beide vormen zorgt ervoor dat de kennis bij de kinderen beter blijft hangen.
Het gebruik van taal door de trainer
Bij diverse onderwerpen vragen we de trainer consequent bepaalde begrippen te gebruiken en die begrippen ook veelvuldig te herhalen. En dan niet alleen bij de instructie, maar ook bij het geven van feedback op opgaven en bij spelletjes.
Zo introduceert les 4 het begrip veilig. Lessen 5 en 6 herhalen en verdiepen dat begrip. Maar het is niet zo dat in latere lessen ‘veilige zetten doen’, geen rol zou spelen. Dus stel vragen elke keer als een kind een onveilige zet speelt, en gebruik daarbij steeds opnieuw het begrip veilig. Geef ook een compliment als het kind veilig zetten doet. “Was dat een veilige zet? Welke zet is wel veilig? Staat het stuk veilig op dat veld? Goed gespeeld; het stuk staat daar veilig.”
Ook gebruiken we bij bepaalde onderwerpen kleine checklijstjes. Bij verdedigen tegen schaak (lessen 11 en 12) bijvoorbeeld:
- Slaan
- Tussenplaatsen
- Weggaan
Elke keer als een kind schaak staat, vraag je het kind om deze 3 mogelijkheden langs te lopen. We adviseren om het ook consequent in deze volgorde te doen.
Het werkboek ondersteunt het gebruik van deze checklijstjes. In les 11 en bij opdracht 2 van les 12 staat het lijstje als geheugensteun. Bij opdrachten 3 en 4 van les 12 moeten de kinderen het lijstje zelf opschrijven. En bij diverse opdrachten in deze lessen moeten de kinderen zelf aangeven welke vorm van verdedigen ze hebben gekozen.
Het gebruik van taal door het kind
Uit onderzoek blijkt dat het uitleggen van kennis aan een ander het grootste leereffect geeft. Dit stimuleren we in de lessen op verschillende manieren.
- We vragen de kinderen om dezelfde begrippen te gebruiken als de trainer. Vraag de kinderen in een specifieke stelling ook consequent naar het relevante checklijstje. Dus bij schaak naar de 3 manieren van verdedigen tegen schaak. Bij schaakmat naar de 4 punten waarmee je kunt controleren of het ook echt schaakmat is. In het werkboek moeten de kinderen op diverse plekken zelf deze checklijstjes aanvullen.
- We gebruiken regelmatig werkvormen waarbij de kinderen in tweetallen met elkaar moeten overleggen. Dat dwingt ze om hun gedachten over een stelling in eigen woorden uit te drukken. En als een kind moeite heeft met een opgave: vraag eens aan de andere kinderen om te helpen zonder dat ze de oplossing mogen geven.
- Stel als trainer voortdurend vragen over een opgave of schaakstelling en laat de kinderen zelf het antwoord formuleren. Hier leren de kinderen meer van dan wanneer je direct de goede oplossing geeft.
> Lees ook: Het werkboek bevat niet alleen beelden (diagrammen), maar ook taal
Comment on this FAQ
Onder dit kopje staat wat je deze les extra nodig hebt.
Ik ga ervan uit dat je de volgende spullen altijd tot je beschikking hebt:
- een demobord met stukken of een digibord;
- magneten in 2 kleuren;
- fiches in 2 kleuren;
- whiteboardstiften;
- een potlood voor elk kind.
Comment on this FAQ
Een uitgeschreven les correspondeert met 1 training van 1 uur tot 1 uur en 15 minuten.
Elke les behandelt een nieuw onderwerp of herhaalt en verdiept het onderwerp van de vorige les.
Comment on this FAQ
De uitgeschreven schaaklessen bevatten een programma van 1 uur tot 1 uur en 15 minuten. Dat is inclusief het spelen van een schaakpartij (competitie) of het spelen van schaakspelletjes. In de lessen staat een indicatieve tijdaanduiding per onderdeel, dat uitgaat van een totale tijdsduur van 1 uur.
“Onze lessen duren langer dan een uur.”
15 minuten extra zijn vaak geen overbodige luxe. Gebruik het extra kwartier om langer te oefenen in het werkboek en/of om meer schaakspelletjes te doen. De lessen en het werkboek bevatten elke les meer dan voldoende materiaal. Daardoor kun je als trainer variëren en snellere kinderen extra uitdaging bieden.
De instructie zou ik niet langer maken. De aandacht spanne van jonge kinderen laat dat niet toe. Bij voorkeur beperk ik de instructie tot 10 minuten. In enkele lessen is dat 15 minuten. Dan maar een voorbeeld minder. Volgende week krijg je een nieuwe kans om het onderwerp uit te leggen.
Geef ook geen extra instructie met nieuwe onderwerpen. Ze hebben al genoeg nieuwe dingen gehoord voor 1 les.
“Onze lessen zijn korter dan een uur.”
Omdat je voor instructie en oefenen toch minstens een half uur nodig hebt en je daarna nog echt wilt schaken (partij of spelletjes), is een uur toch wel de minimale tijd voor een goede training. Heb je echt minder dan een uur, verminder dan de tijd voor oefenen in het werkboek. Laat ze bijvoorbeeld alleen de eerste 3 opgaven van een opdracht maken en de rest thuis. De eerste 3 zijn nodig om er zeker van te zijn dat ze door hebben wat de bedoelding is.
Probeer zoveel mogelijk tijd te reserveren voor de schaakspelletjes. Daar komen ze thuis vaak niet aan toe. De spelletjes zijn een veel betere maatstaf voor de toepassing van nieuwe kennis, dan de oefeningen in het werkboek.
“Bij ons spelen ze het tweede half uur competitie.”
In de lessen 1-14 van Werkboek 1 is het programma van 1 uur inclusief het spelen van schaakspelletjes. De kinderen spelen dan nog geen echte partij (schaakmat leren ze pas in les 15). Bij diverse clubs is de clubavond opgedeeld in een half uur training en een half uur partijtje. De lessen 1-14 passen redelijk in dat stramien, zonder dat we precies na een half uur wisselen van oefenen naar partijtje spelen.
Vanaf les 15 (schaakmat) gaan de kinderen het tweede deel van de les een echte partij spelen. Reserveer daar minstens 20 minuten voor. Speel zonder klok. Arbitreer als de partij nog niet klaar is. Met 3 punten of meer voorsprong win je de partij.
Comment on this FAQ
Een uitgeschreven les voor de schaaktrainer sluit volledig aan op de corresponderende les in het werkboek voor de kinderen.
- Bij de instructie gebruiken we dezelfde voorbeelden en begrippen als in het werkboek.
- De lessen verwijzen naar de opdrachten in het werkboek.
- De opdrachten in het werkboek zijn volledig toegespitst op de leerdoelen van de lessen.
- De opdrachten in het werkboek worden toegelicht aan het einde van elke uitgeschreven les.
Comment on this FAQ
Gezamenlijk afsluiten is om allerlei redenen prettig. Maar ik moet bekennen dat ik er zelf niet altijd aan toe kom.
Laat eerst de kinderen alles opruimen. Maak hier een gewoonte van. Dat scheelt elke week een hoop werk voor de trainer.
Daarna vat je het leerdoel samen en vertel je eventueel de opdrachten voor thuis. Welke opdrachten de kinderen thuis kunnen maken, kun je op de achterkant van het werkboek aangeven.
Veel kinderen uit de lagere groepen van de basisschool hebben nog nooit huiswerk gemaakt. Dan is het dus best spannend als je bij de schaaktraining wel opdrachten meekrijgt. Informeer daarom altijd de ouders over de opdrachten. Dan kunnen de kinderen de opdrachten samen met de ouders maken.
Zijn opdrachten uit het werkboek een stap te ver voor de jonge kinderen, vraag ze dan om thuis schaakspelletjes te doen. Bijvoorbeeld de spelletjes uit de lessen. De ouders kunnen de spelregels via internet bekijken in de Database Schaakspelletjes.
Comment on this FAQ
Veel spelen is de basis van onze lesmethode. Elke les spelen de kinderen schaakspelletjes die zijn toegespitst op de leerdoelen van die les.
In de les staan suggesties voor spelletjes. In de Database Schaakspelletjes vind je de spelregels van die spelletjes. De nummers in de lessen corresponderen met de nummers in de database.
Ben je voor een onderwerp op zoek naar nog meer spelletjes? Zoek dan in de Database op thema.
Vaak staan er in een les meer spelletjes dan er tijd is om te spelen. Kies dan een of enkele spelletjes uit. Laat de kinderen kiezen of differentieer tussen sterke kinderen (moeilijke spelletjes) en minder sterke kinderen (makkelijke spelletjes). Geef je een training aan meerdere groepen, probeer dan bij een andere groep andere spelletjes uit. Het maakt de training ook voor de trainer elke keer weer anders.
Leg een spel eerst volledig uit. Pas daarna laat je de kinderen een bord en stukken pakken en de stukken opzetten. Als de kinderen al tijdens de uitleg bezig zijn met de stukken, dan zal de uitleg bij diverse kinderen niet binnen komen.
Comment on this FAQ
In bijna elke les gaan de kinderen aan de slag in het werkboek. De uitgeschreven les verwijst naar de opdrachten in het lesboek.
Aan het einde van elke uitgeschreven les staat een korte toelichting op de opdrachten in het werkboek.
Leg de opdrachten steeds duidelijk uit aan de kinderen. Gebruik de voorbeeldopgave(n) uit het werkboek voor de uitleg. En maak de eerste opgave van een opdracht gezamenlijk. Probeer door vragen te stellen erachter te komen of de kinderen de uitleg hebben begrepen.
De eerste lessen, als het werkboek voor de kinderen nog nieuw is, zal het uitleggen van een opdracht meer tijd kosten. Na verloop van tijd raken de kinderen bekend met de werkwijze van het werkboek. Ook zullen ze opdrachten van hetzelfde type herkennen.
> Hier vind je veel meer informatie over de opdrachten in het werkboek.
Comment on this FAQ
In elke les hebben we de instructie volledig uitgeschreven, inclusief concrete voorbeelden voor op het demobord. Gebruik gerust andere voorbeelden, zolang ze maar illustratief zijn voor het leerdoel van de les. De instructie bevat af en toe ook toelichting voor de trainer; deze stukjes tekst staan cursief.
Duur van de instructie
Bij voorkeur beperk ik de instructie tot 10 minuten. In enkele lessen is dat 15 minuten. Maak de instructie niet langer. De aandacht spanne van jonge kinderen laat dat niet toe. Dan maar een voorbeeld minder. Volgende week krijg je een nieuwe kans om het onderwerp uit te leggen.
In les 1 van Werkboek 1 zitten bij hoge uitzondering 2 instructiemomenten. Daartussen kunnen de kinderen hun energie kwijt door te rennen (Spel 1 – Beginstellingestafette).
Betrek de kinderen bij de les
Maar van de instructie geen eenrichtingsverkeer. Stel vragen aan de kinderen. Vraag ze ook om zetten voor te doen op het demobord. Je kunt de kinderen magneten geven en vragen die op het demobord te zetten als antwoord op een opdracht. Als de kinderen een eigen schaakbord hebben (of in tweetallen), kunnen ze de zetten ook op het eigen bord uitvoeren.
Hierdoor vergroot je niet alleen de betrokkenheid van de kinderen bij de les. Elke interactie laat de trainer zien of de uitleg goed is begrepen door de kinderen.
Comment on this FAQ
Herhaling is noodzakelijk om nieuwe kennis vast te leggen. Een onderwerp dat maar een keer of zelfs enkele keren aan bod is gekomen, blijft bij veel kinderen niet hangen. ‘Herhalen, herhalen, herhalen’ is het motto. Niet een keer, maar veelvuldig, op verschillende momenten en in verschillende vormen. Aan een onderwerp besteden we daarom altijd meerdere lessen. En in de P-lessen komen alle onderwerpen nog een keer aan bod.
Na de opening reserveren we elke les tijd voor herhaling. We onderscheiden 3 situaties:
- Als de les van vorige week qua inhoud losstaat van de les van vandaag:
We herhalen tijdens de opening kort het onderwerp van de vorige les. Doe dat in de vorm van enkele vragen en stellingen op het demobord. - Als we een nieuw onderwerp beginnen:
We herhalen de voorkennis die nodig is voor het nieuwe onderwerp. Dat doen we als onderdeel van de instructie. - Sluit de les van vandaag naadloos aan op de les van vorige week:
We herhalen de vorige les als onderdeel van de instructie.
> Lees ook: Herhaling in verschillende lessen van het werkboek
Comment on this FAQ
In elke les reserveren we kort tijd voor een gezamenlijke opening. Zelf doe ik dat meestal in een kring (alleen stoelen), voor het demobord. Het kan natuurlijk ook met de kinderen ieder achter een eigen tafel (U-vorm, gericht op het demobord).
Tijdens de opening heet ik de kinderen welkom en maak een kort rondje. Bijvoorbeeld met een schaakvraag: Wat is je favoriete schaakstuk? Wat is de gekste plek waar je wel eens hebt geschaakt? Heb je afgelopen week thuis geschaakt? Zo’n rondje kan heel snel. Voorkom wel al te uitgebreide antwoorden van de kinderen.
Daarna licht ik het programma toe. En soms gebruik ik de opening om kort de les van vorige week te herhalen. (Lees ook: 2. Herhaling vorige week (indien van toepassing) of ophalen voorkennis.)
De gezamenlijke opening biedt structuur aan de les. Omdat de les elke week op deze manier begint, is het voor de kinderen bij binnenkomst direct duidelijk wat de bedoeling is. Eenmaal in de kring wordt het rustig en richten de kinderen zich op de schaakles.
De gezamenlijke opening helpt ook de groepsvorming. De kinderen horen van elkaar de antwoorden op jouw vragen en leren elkaar daardoor weer een beetje beter kennen.
Comment on this FAQ
Kenmerken werkboek
Werkboek 1 is geschreven voor beginners van 6-9 jaar in groepen 3, 4 en 5 van de basisschool.
Kinderen uit groep 3 (6-7 jaar) kunnen vaak nog niet (goed) lezen en schrijven. De talige onderdelen van het werkboek (quizvragen, opgaven met tekst) doe je dan samen. Vanaf groep 4 zijn de meeste kinderen ook in staat om de talige onderdelen van het werkboek te maken. Natuurlijk is ook dan uitleg van de trainer bij de meeste opdrachten geboden.
Het tempo van de lessen in Werkboek 1 is geschikt voor de jongste kinderen (6 jaar). Indien nodig kun je extra vertragen door een les op te knippen en meer Pas-op-de-plaats-lessen (P-les) in te lassen. Met een P-les kun je zeker 3 trainingen vooruit. We adviseren om pas met een nieuw onderwerp te beginnen, als je denkt, dat ze op de voorgaande onderwerpen voldoende vaardigheid hebben opgebouwd. (Zie de aparte FAQ over P-lessen.)
Het kan voorkomen dat kinderen van 5 jaar, (in overleg met de ouders) 2 keer het beginnersblok van 10 lessen volgen. Dat betekent dat ze na 20 lessen niet verder zijn dan de waarde van de stukken. Voor die jonge kinderen is dat geen probleem, zolang je maar voldoende variatie in de lessen en spelvormen blijft aanbieden.
Zo kun je ze de eerste lessen (loop van de stukken) van hun 2e blok benoemen tot hulptrainer en vraag je ze om de andere beginners uit te leggen hoe de stukken bewegen. Het is heel leerzaam en ze vinden het meestal heel erg leuk.
Ook weten die jonge kinderen nog niet wat schaakmat is en dat schaakmat het doel van het spel is. Ze hebben dus ook niet het idee dat ze iets missen. Spelvormen met eenvoudiger doelen die deze kinderen heel leuk vinden zijn:
- geef 3 keer schaak;
- pak als eerste 21 punten;
- verover (sla) de Koning.
Bij oudere kinderen (7-9 jaar) kan het tempo iets omhoog. Soms kun je 2 lessen in een keer geven en je besteed aan een P-les maar 1 training. Of je slaat de P-lessen helemaal over. Maar pas op voor overschatting van de voortgang van de kinderen. Als je de tijd neemt voor Werkboek 1, leg je een stevige basis voor de toekomst.
Comment on this FAQ
Een onderwerp is vaak niet zo rechtlijnig als het op het eerste gezicht lijkt.
Nemen we schaak als voorbeeld. Na de uitleg van de regels van schaak volgen veel lesmethoden direct met opgaven ‘Zet schaak’ en ‘Verdedig tegen het schaak’. In onze lessen rafelen we schaak uiteen in diverse aspecten. De opdrachten in het werkboek sluiten daar naadloos op aan. Enkele voorbeelden van opdrachten met schaak:
Les 7: Zet veilig schaak. Deze opdracht toetst of de kinderen hebben begrepen wat schaak is.
Les 10: Mag deze zet? Hiermee toetsen we of ze alle regels over schaak weten. Bijvoorbeeld dat je niet de Koning mag slaan, als de tegenstander zijn Koning schaak laat staan.
Les 10: Waar kan de Koning allemaal veilig heen? Toetst de regel dat je je eigen Koning nooit schaak mag zetten en oefent met het thema veilig en goed kijken.
Les 10: Je staat schaak; los het op door weg te gaan. Deze opdracht oefent een van de drie manieren van verdedigen tegen schaak. Slaan en tussenplaatsen komen in andere opdrachten aan bod. Ook zijn er opdrachten waarin de kinderen zelf de beste oplossing moeten vinden.
Les 11: Wie is aan zet? Toets het begrip van de schaakregels. Als je ziet wie schaak staat en je begrijpt de schaakregels, dan kun je ook bedenken wie aan zet is.
Comment on this FAQ
Veel spelen is de basis van onze lesmethode. Elke les spelen de kinderen schaakspelletjes die zijn toegespitst op de leerdoelen van die les.
In het werkboek staan op de eerste bladzijde van elke les suggesties voor spelletjes. Deze (en meer) suggesties staan ook in de uitgeschreven lessen.
In de Database Schaakspelletjes vind je de spelregels van de spelletjes. De nummers in het werkboek corresponderen met de nummers in de database.
Ben je voor een onderwerp op zoek naar nog meer spelletjes? Zoek dan in de Database op thema.
Comment on this FAQ
Het werkboek is verdeeld in lessen met een afgebakend onderwerp. Elke les behandelt een nieuw onderwerp of herhaalt en verdiept het onderwerp van de vorige les. Een les in het werkboek sluit volledig aan op de corresponderende uitgeschreven les voor de schaaktrainer.
Werkboek 1 bevat 17 lessen.
> Inhoudsopgave Werkboek 1
Comment on this FAQ
De meeste opgaven hebben de vorm van een schaakstelling.
We gebruiken kleine diagrammen (5×5 velden) om de kern van een onderwerp te oefenen. In kleine diagrammen speelt bordvisie minder een rol en verstoort daardoor minder het toetsen van die kern. Ook kunnen we door de kleine diagrammen meer opgaven aanbieden.
We gebruiken normale diagrammen (8×8) in herhalingsoefeningen met meer stukken en realistische schaakstellingen. Naast de specifieke kennis van een onderwerp, oefenen de grotere diagrammen ook de toepassing ervan in een partijstelling.
Comment on this FAQ
Het werkboek is veel meer dan een verzameling van schaakopgaven, geordend per onderwerp. Bekijk hieronder de verschillende kenmerken van het werkboek. Stuk voor stuk helpen ze de kinderen om beter te leren schaken en helpen ze de trainer om betere trainingen te verzorgen. De voorbeelden komen uit Werkboek 1 voor beginners in groepen 3, 4 en 5.
Comment on this FAQ
Het werkboek is van de kinderen. Maar het helpt ook de trainer.
- De diverse checklijstjes voor de kinderen bieden de trainer houvast over de kern van de les.
- De trainer wordt op elke pagina uitgenodigd om positieve feedback te geven.
- Elke les bevat suggesties voor schaakspelletjes met verwijzing naar de Database schaakspelletjes.
- Op de achterkant van het werkboek kan de trainer de voortgang van het kind noteren en aangeven welke opdrachten voor thuis zijn.
- Op de binnenzijde van de achterkaft staat een diploma. Als het werkboek uit is en de trainer is tevreden over het resultaat, dan kan de trainer het diploma invullen en ondertekenen.
Comment on this FAQ
Kinderen leren op heel verschillende manieren. Sommige kinderen zijn heel gevoelig voor beelden. Andere kinderen zijn gevoeliger voor woorden. In onze lessen en in het werkboek bieden we beide vormen aan. Het combineren van beide vormen zorgt ervoor dat de kennis bij de kinderen beter blijft hangen.
- Het werkboek bevat diverse quizvragen die de kinderen uitdagen om zelf hun kennis te verwoorden. Bespreek ze samen. Kinderen vanaf groep 4 kunnen de antwoorden ook in het werkboek opschrijven.
- Diverse schaakregels zijn ook in tekst (of in een combinatie van beeld en tekst) in het werkboek opgenomen. Soms als korte uitleg, soms in de vorm van een checklist, soms in een opgave. Neem de teksten samen door. Kinderen vanaf groep 4 kunnen ze zelf lezen.
De teksten zijn ook behulpzaam voor de ouders. Zo kunnen ze samen met de kinderen de les thuis nog eens doornemen.
- Sommige opdrachten gebruiken taal, of een combinatie van beeld en taal, om de kennis van de kinderen te toetsen.
> Lees ook: Gebruik van taal in de schaaklessen
Comment on this FAQ
Om de zoveel lessen maken we een pas op de plaats. We herhalen de onderwerpen van de voorgaande lessen, met nieuwe opgaven en spelletjes. Dit zijn de P-lessen (Pas-op-de-plaats-lessen). Afhankelijk van de voortgang van de kinderen besluit je als trainer om geen, 1 of meerdere trainingen aan een P-les te besteden. Bij jonge kinderen (5-6 jaar) besteed je tot 3 trainingen aan een P-les. Bij iets oudere en bij snelle kinderen is 1 herhalingsles misschien al voldoende.
De P-lessen voor de schaaktrainer bevatten een programma voor 3 trainingen. Een P-les bevat voldoende oefeningen en suggesties voor schaakspelletjes om 3 trainingen te vullen. Daardoor geven de P-lessen de trainer flexibiliteit met betrekking tot het tempo van het programma.
Werkboek 1 bevat 4 P-lessen.
> Lees ook: Wat zijn Pas-op-de-plaats-lessen (P-lessen)?
Comment on this FAQ
Herhaling is noodzakelijk om nieuwe kennis vast te leggen. Een onderwerp dat maar een keer of zelfs enkele keren aan bod is gekomen, blijft bij veel kinderen niet hangen. ‘Herhalen, herhalen, herhalen’ is het motto. Niet een keer, maar veelvuldig, op verschillende momenten en in verschillende vormen.
Aan een onderwerp besteden we daarom altijd meerdere lessen. En in de P-lessen komen alle onderwerpen nog een keer aan bod.
Herhalingsopdrachten in het werkboek zijn nooit meer van hetzelfde. Sommige herhalingsopdrachten benaderen een onderwerp op geheel andere wijze. Andere herhalingsopdrachten voegen complexiteit toe (groter bord, meer stukken, samengestelde opdrachten).
Bijvoorbeeld over de waarde van de stukken:
- Les 8: Slim slaan. Win de meeste punten. Met kleine diagrammen.
- Les 9: Slim slaan. Win de meeste punten. Met grote, vollere diagrammen.
Bijvoorbeeld over gedekt:
- Les 5: Staat het stuk gedekt?
- Les P2: Welke stukken staan ongedekt?
> Lees ook: 2. Herhaling vorige week (indien van toepassing) of ophalen voorkennis
Comment on this FAQ
Dit blokje vind je onderaan op elke pagina van het werkboek. Het blokje nodigt je uit om positieve feedback te geven op de gemaakte opgaven. Je vermeld het aantal goed gemaakte opgaven. Niet het aantal fouten. En als je tevreden bent zet je er een dikke krul onder. Ben je nog niet tevreden, dan laat je het kind de fouten eerst verbeteren, voordat je alsnog een dikke krul geeft.
Comment on this FAQ
Het werkboek bevat ook extra uitdagende opdrachten. Deze opdrachten bieden extra uitdaging voor de snelle kinderen. Bijkomend voordeel is dat de trainer beter om kan gaan met niveauverschillen in een groep.
Werkboek 1 heeft 15 extra uitdagende opdrachten. Gemiddeld bijna 1 per les.
De gewone opdrachten bieden alle kinderen voldoende oefening om zich een onderwerp eigen te maken. Het is dus niet noodzakelijk dat iedereen de extra uitdagende oefening maakt.
Comment on this FAQ
Elke les bevat meerdere opdrachten. Les 2 bijvoorbeeld heeft 5 opdrachten:
Een opdracht bevat meerdere opgaven. Soms tot wel 12 opgaven. Daarmee komen alle variaties van een onderwerp aan bod en bieden ze ook veel herhaling.
De verschillende opdrachten per les bieden de mogelijkheid te differentiëren tussen wat de kinderen in de schaakles doen en wat ze eventueel thuis doen.
Comment on this FAQ
De opdrachten in een les zijn verschillend van aard en benaderen het onderwerp van een les steeds via een nieuwe invalshoek. Dat zorgt niet alleen voor variatie in de oefeningen, maar het verdiept ook de kennis en het begrip van het onderwerp.
Bijvoorbeeld uit Les P1 over de beginstelling en de loop van de stukken:
Comment on this FAQ
Bij nieuwe opdrachten staat in de linkerkolom een voorbeeld met de oplossing.
Comment on this FAQ
Opstellen van een trainingsprogramma en lesgeven
Een Pas-op-de-plaats-les (P-les) herhaalt de onderwerpen van de afgelopen lessen in de vorm van spelletjes en extra opdrachten in het werkboek. Ze bieden dus geen nieuwe inhoud, maar zijn bedoeld om de toepassing van recente onderwerpen te verbeteren.
Afhankelijk van de voortgang van de kinderen besluit je als trainer om geen, 1 of meerdere trainingen aan een P-les te besteden. Voor hele jonge kinderen of kinderen, die zich bepaalde onderwerpen minder snel eigen maken, biedt een P-les de mogelijkheid om te vertragen. Misschien besteed je dan wel 3 trainingen aan een P-les. Bij iets oudere en bij snelle kinderen is 1 herhalingsles mogelijk al voldoende. Pas op het moment dat je denkt dat ze op de betreffende onderwerpen voldoende vaardigheid hebben opgebouwd, ga je naar de volgende nieuwe les.
Omdat we in een P-les les geen nieuw onderwerp behandelen kun je deze les overslaan. Als je de les overslaat, laat de kinderen dan wel oefenen met de opgaven in het werkboek die horen bij deze P-les.
De P-lessen voor de schaaktrainer bevatten een programma voor 3 trainingen. Een P-les bevat voldoende opdrachten in het werkboek en suggesties voor schaakspelletjes om minstens 3 trainingen te vullen. Daardoor geven de P-lessen de trainer flexibiliteit met betrekking tot het tempo van het programma.
Een P-les bevat nieuwe spelvormen en oefeningen. Daardoor lijkt het alsof de stof nieuw is en zullen de kinderen zich niet gauw vervelen. Je moet als trainer natuurlijk niet met een verveeld gezicht gaan roepen dat we ‘weer’ gaan oefenen met het Paard en de pion. De uitdaging voor de trainer is om ook een herhaling als iets nieuws te presenteren.
Extra tijd voor opdrachten uit eerdere lessen
Hebben kinderen nog niet alle opgaven in het werkboek af, die horen bij de voorgaande lessen? Laat ze dan een deel van de P-lessen extra oefenen in het werkboek. Maar zorg ook dat er tijd overblijft voor spelletjes.
Gebruik de les ook om opgaven uit het werkboek na te kijken en feedback te geven.
Organiseer een toernooitje met verschillende spelletjes
Een leuke manier om te herhalen is het spelen van een aantal schaakspelletjes in een toernooitje. Niet alleen gezellig maar ook nieuw en spannend.
In een les van een uur kun je de kinderen (in groepjes van 4) 3 verschillende spelletjes laten spelen. Noteer de uitslagen en geef de winnaars van elke groepje een klein prijsje. Bijvoorbeeld een schaaksleutelhanger.
Comment on this FAQ
De eerste les. Alles is nieuw. De kinderen kennen jou niet en vaak ook elkaar nog niet allemaal. Jij kent de kinderen nog niet.
Bij binnenkomst
Zorg dat je direct contact maakt met de kinderen als ze binnen komen. Geef ze een hand en stel ze op hun gemak. Dat lukt alleen als je het lokaal op tijd hebt ingericht. Voorkom dat je met je rug naar de deur staat, omdat je nog bezig bent met het opzetten van het demobord.
Begin met een kennismakingsrondje
Besteed de eerste (en tweede) les extra tijd aan de kennismaking en de groepsvorming. Trek daar 10-15 minuten voor uit. Pas de inhoud van de les hierop aan. De kennismaking doe je bij voorkeur in een kring. Dus zonder tafels ertussen en zonder schaakborden en schaakstukken die de aandacht afleiden.
Begin met een voorstelronde. Vraag iedereen zijn naam te noemen en een (schaak)vraag te beantwoorden. Bv: Schaak je thuis al? Tegen wie? Van wie heb je het spel geleerd? Wat weet je al van schaken? Wie kan de beginstelling al opzetten? Vergeet niet om ook je zelf voor te stellen en die schaakvraag te beantwoorden. Als je iets grappigs over jezelf vertelt, dan zul je het ijs sneller breken.
Probeer zo snel mogelijk de namen te leren. Daartoe is het handig om de eerste les(sen) een naamsticker op de kleding van de kinderen te plakken. Spreek de kinderen zo veel mogelijk met hun naam aan.
Besteed ook ik les 2 nog extra aandacht aan de kennismaking. Tenslotte zien jullie elkaar dan pas voor de 2e keer.
Afspraken maken
Als onderdeel van de kennismaking gaan we afspraken maken. Die afspraken maken de kinderen zelf: met elkaar en met jou. Je maakt de kinderen daarmee eigenaar van de afspraken. Dat werkt beter dan wanneer jij jouw regels aan de kinderen oplegt. Ook helpt het bij de groepsvorming. Soms zullen kinderen elkaar gaan aanspreken op het niet nakomen van de afspraken.
- Intro: “We zijn met een groep. Als groep maak je afspraken over hoe je met elkaar omgaat.”
- Vraag de kinderen wat zij goede afspraken vinden. Schrijf ze op. Formuleer de afspraken als een positieve actie. Leg de focus op wat de kinderen kunnen doen, in plaats van op wat ze niet moeten doen. Dat laatste daagt uit om iets te doen wat je nu juist niet wilt.
- Check of wat de kinderen goede afspraken vinden, aansluit bij wat jij belangrijk vindt. Probeer de kinderen in ieder geval deze afspraken zelf te laten bedenken.
- We luisteren naar elkaar. (Niet: We praten niet door elkaar.)
- Heb je een vraag, steek dan je vinger op. (Niet: We roepen niet zomaar iets naar de groep.)
- We zijn gast in dit lokaal. We laten de spullen van de klas met rust. (Niet: We komen niet aan de spullen van de klas.)
- We ruimen na afloop samen op. (Niet: We laten de schaakspullen na afloop niet op de tafels staan.)
- Vraag om instemming met de afspraken.
- Sluit af met deze algemene afspraak: “We houden elkaar aan de afspraken. Geef elkaar een compliment als het goed gaat!”
De afspraken zet je na de les op een A4 (geplastificeerd) en hang je vanaf les 2 op. Het is niet nodig om elke les opnieuw de afspraken te herhalen. Alleen als daar aanleiding toe is.
Check kennisniveau
Als je een groep hebt met kinderen die al kunnen schaken, maar je weet niet precies wat ze al weten, besteed de eerste les dan aan het inventariseren van het niveau van de kinderen.
> Lees ook: Wat doe ik als ik geen idee heb hoe goed de kinderen schaken?
Zijn alle kinderen beginners, geef dan Les 1 van Werkboek 1.
Comment on this FAQ
Als je een groep hebt met kinderen die al kunnen schaken, maar je weet niet precies wat ze al weten, besteed de eerste les dan aan het inventariseren van het niveau van de kinderen. Pas in les 2 begin je met een ‘echte’ les.
Is vooraf duidelijk wat het niveau is van de kinderen in een nieuwe groep, begin dan meteen met een echte les. Maar reserveer de eerste les wel extra tijd voor de kennismaking en het maken van afspraken.
Valkuilen nieuwe kinderen die zeggen dat ze al (een beetje) kunnen schaken
Nieuwe kinderen zijn niet altijd beginners. Soms hebben ze al schaken geleerd van hun ouders, op school of van een vriendje. Maar dat gaat niet altijd goed
- De Dame beweegt in 1 zet recht én schuin.
- Stukken bewegen in 1 zet ‘om een hoekje’. Bijvoorbeeld: een Loper op a1 gaat in 1 zet via b2 naar a3.
- Kinderen slaan door over stukken te springen (zoals bij Dammen). Of ze slaan in 1 zet alle stukken op een lijn of diagonaal.
- De pion loopt/slaat toch opzij of achteruit. De pion doet geen 2 stappen vanuit de beginstelling. Pionnen promoveren alleen tot stukken die al zijn geslagen. Kinderen denken dat je maar 1 Dame mag hebben. Pionnen promoveren niet: ze blijven ‘pion’ als ze de overkant hebben bereikt. Het gepromoveerde stuk wordt in de beginpositie geplaatst, in plaats van op het promotieveld.
- De kinderen hebben alleen de formele regels geleerd, maar niet belangrijke toepassingsprincipes. Zo leren kinderen van hun ouders bijna nooit om veilige zetten te doen. Dat is namelijk geen formele regel. Voeg dan lessen 4-6 in, of de Pas-op-de-plaats-les over veilig (P2).
- Wanneer na schaak, het schaak niet wordt opgeheven, slaan veel kinderen gewoon de Koning.
- Bij schaakmat wordt vaak vergeten dat de Koning schaak moet staan.
- Van de rokade beheersen veel kinderen niet de uitzonderingsregels.
- …
Inventariseren van het niveau van de kinderen
Stap 1
Check hun schaakkennis en speelniveau. Wat ze zelf zeggen of wat hun ouders zeggen is vaak niet accuraat. Vaak is er sprake van overschatting, soms van onderschatting. Ik gebruik afwisselend 2 methoden om een goede inschatting van de schaakkennis te maken bij nieuwe kinderen.
- Via een vragenrondje op basis van deze checklist (pdf) kun je per 2 kinderen in 5-10 minuten een goede inschatting maken van hun schaakkennis. Laat 2 kinderen een partij tegen elkaar spelen. Ga erbij zitten en stel vragen op basis van de checklist. Dat kun je doen in reactie op de actuele stelling of op de zetten die ze doen. Je kunt ook de stelling aanpassen (“Stel deze pion komt aan de overkant …“) en daar een vraag over stellen.
- Laat ze Opdrachtschaak Werkboek 1 (Spel 38) spelen. Kaartjes waarover ze vragen hebben, bieden informatie over wat ze al wel/nog niet weten. Deze methode biedt minder snel alle informatie die je nodig hebt.
Stap 2
Naar aanleiding van de niveaucheck stel je een lesprogramma op. Je kunt hele thema’s overslaan of alleen de herhalingsles (P-lessen) doen als ze een thema al (redelijk) beheersen.
Check echt goed of ze de loop van de stukken goed beheersen. Als ze nog veel fouten maken met de stukken, dan is de basis voor de volgende lessen onvoldoende. Het lijkt er dan op dat ze de nieuwe stof niet begrijpen, terwijl de fouten die ze maken, komen door onvoldoende beheersing van de stukken.
Maar zelfs als ze thema’s al beheersen, is het soms toch verstandig die te herhalen. In het bijzonder als kinderen schaken van hun ouders hebben geleerd (in plaats van een schaaktrainer).
Comment on this FAQ
In de uitgeschreven lessen noteer ik de zetten van de stukken met de normale schaaknotatie. Het is niet de bedoeling dat je ook op die manier communiceert met de kinderen. In Werkboek 1 maken we geen gebruik van de schaaknotatie en hebben we ook geen les over de letters en cijfers van het bord.
Je kunt de betekenis van de letters en cijfers wel een keer uitleggen en je kunt de kinderen af en toe vragen om ze toe te passen (bijvoorbeeld als ze antwoord geven op een vraag). Maar ze zijn er nog onvoldoende mee vertrouwd om ze ‘casual’ te gebruiken. Als je dat toch doet bestaat het gevaar dat ze de zet niet begrijpen, of dat ze proberen te puzzelen welke zet je bedoelt en daardoor missen wat je verder uitlegt over de zet.
Laat daarom altijd de zetten zien op het demobord (visueel; uitvoeren op het demobord), terwijl je ook in woorden beschrijft wat er gebeurt: “Het witte Paard slaat de zwarte Loper en valt daar de Koning aan: ‘Schaak!.”
Comment on this FAQ