Extra uitdagende opdrachten

Het werkboek bevat ook extra uitdagende opdrachten. Deze opdrachten bieden extra uitdaging voor de snelle kinderen. Bijkomend voordeel is dat de trainer beter om kan gaan met niveauverschillen in een groep.

 

 

 

 

 

 

 

Werkboek 1 heeft 15 extra uitdagende opdrachten. Gemiddeld bijna 1 per les.

De gewone opdrachten bieden alle kinderen voldoende oefening om zich een onderwerp eigen te maken. Het is dus niet noodzakelijk dat iedereen de extra uitdagende oefening maakt.

Kleine diagrammen om de kern van een onderwerp te oefenen

De meeste opgaven hebben de vorm van een schaakstelling.

We gebruiken kleine diagrammen (5×5 velden) om de kern van een onderwerp te oefenen. In kleine diagrammen speelt bordvisie minder een rol en verstoort daardoor minder het toetsen van die kern. Ook kunnen we door de kleine diagrammen meer opgaven aanbieden.

 

 

 

 

 

 

 

We gebruiken normale diagrammen (8×8) in herhalingsoefeningen met meer stukken en realistische schaakstellingen. Naast de specifieke kennis van een onderwerp, oefenen de grotere diagrammen ook de toepassing ervan in een partijstelling.

De opdrachten benaderen een onderwerp steeds verschillend

De opdrachten in een les zijn verschillend van aard en benaderen het onderwerp van een les steeds via een nieuwe invalshoek. Dat zorgt niet alleen voor variatie in de oefeningen, maar het verdiept ook de kennis en het begrip van het onderwerp.

Bijvoorbeeld uit Les P1 over de beginstelling en de loop van de stukken:

 

Uiteenrafelen aspecten van een onderwerp

Een onderwerp is vaak niet zo rechtlijnig als het op het eerste gezicht lijkt.

Nemen we schaak als voorbeeld. Na de uitleg van de regels van schaak volgen veel lesmethoden direct met opgaven ‘Zet schaak’ en ‘Verdedig tegen het schaak’. In onze lessen rafelen we schaak uiteen in diverse aspecten. De opdrachten in het werkboek sluiten daar naadloos op aan. Enkele voorbeelden van opdrachten met schaak:

Les 7: Zet veilig schaak. Deze opdracht toetst of de kinderen hebben begrepen wat schaak is.

 

 

 

 

 

 

Les 10: Mag deze zet? Hiermee toetsen we of ze alle regels over schaak weten. Bijvoorbeeld dat je niet de Koning mag slaan, als de tegenstander zijn Koning schaak laat staan.

 

 

 

 

 

 

Les 10: Waar kan de Koning allemaal veilig heen? Toetst de regel dat je je eigen Koning nooit schaak mag zetten en oefent met het thema veilig en goed kijken.

 

 

 

 

 

Les 10: Je staat schaak; los het op door weg te gaan. Deze opdracht oefent een van de drie manieren van verdedigen tegen schaak. Slaan en tussenplaatsen komen in andere opdrachten aan bod. Ook zijn er opdrachten waarin de kinderen zelf de beste oplossing moeten vinden.

 

 

 

 

 

Les 11: Wie is aan zet? Toets het begrip van de schaakregels. Als je ziet wie schaak staat en je begrijpt de schaakregels, dan kun je ook bedenken wie aan zet is.

Herhaling in verschillende lessen van het werkboek

Herhaling is noodzakelijk om nieuwe kennis vast te leggen. Een onderwerp dat maar een keer of zelfs enkele keren aan bod is gekomen, blijft bij veel kinderen niet hangen. ‘Herhalen, herhalen, herhalen’ is het motto. Niet een keer, maar veelvuldig, op verschillende momenten en in verschillende vormen.

Aan een onderwerp besteden we daarom altijd meerdere lessen. En in de P-lessen komen alle onderwerpen nog een keer aan bod.

Herhalingsopdrachten in het werkboek zijn nooit meer van hetzelfde. Sommige herhalingsopdrachten benaderen een onderwerp op geheel andere wijze. Andere herhalingsopdrachten voegen complexiteit toe (groter bord, meer stukken, samengestelde opdrachten).

Bijvoorbeeld over de waarde van de stukken:

  • Les 8: Slim slaan. Win de meeste punten. Met kleine diagrammen.
  • Les 9: Slim slaan. Win de meeste punten. Met grote, vollere diagrammen.

 

 

 

 

 

Bijvoorbeeld over gedekt:

  • Les 5: Staat het stuk gedekt?
  • Les P2: Welke stukken staan ongedekt?

 

 

 

 

> Lees ook: 2. Herhaling vorige week (indien van toepassing) of ophalen voorkennis

Schaakspelletjes

Veel spelen is de basis van onze lesmethode. Elke les spelen de kinderen schaakspelletjes die zijn toegespitst op de leerdoelen van die les.
In het werkboek staan op de eerste bladzijde van elke les suggesties voor spelletjes. Deze (en meer) suggesties staan ook in de uitgeschreven lessen.

 

 

 

 

 

In de Database Schaakspelletjes vind je de spelregels van de spelletjes. De nummers in het werkboek corresponderen met de nummers in de database.
Ben je voor een onderwerp op zoek naar nog meer spelletjes? Zoek dan in de Database op thema.

Het werkboek bevat niet alleen beelden (diagrammen), maar ook taal

Kinderen leren op heel verschillende manieren. Sommige kinderen zijn heel gevoelig voor beelden. Andere kinderen zijn gevoeliger voor woorden. In onze lessen en in het werkboek bieden we beide vormen aan. Het combineren van beide vormen zorgt ervoor dat de kennis bij de kinderen beter blijft hangen.

  • Het werkboek bevat diverse quizvragen die de kinderen uitdagen om zelf hun kennis te verwoorden. Bespreek ze samen. Kinderen vanaf groep 4 kunnen de antwoorden ook in het werkboek opschrijven.
  • Diverse schaakregels zijn ook in tekst (of in een combinatie van beeld en tekst) in het werkboek opgenomen. Soms als korte uitleg, soms in de vorm van een checklist, soms in een opgave. Neem de teksten samen door. Kinderen vanaf groep 4 kunnen ze zelf lezen.
    De teksten zijn ook behulpzaam voor de ouders. Zo kunnen ze samen met de kinderen de les thuis nog eens doornemen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Sommige opdrachten gebruiken taal, of een combinatie van beeld en taal, om de kennis van de kinderen te toetsen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

> Lees ook: Gebruik van taal in de schaaklessen

Het werkboek is ook voor de trainer

Het werkboek is van de kinderen. Maar het helpt ook de trainer.

  • De diverse checklijstjes voor de kinderen bieden de trainer houvast over de kern van de les.
  • De trainer wordt op elke pagina uitgenodigd om positieve feedback te geven.
  • Elke les bevat suggesties voor schaakspelletjes met verwijzing naar de Database schaakspelletjes.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • Op de achterkant van het werkboek kan de trainer de voortgang van het kind noteren en aangeven welke opdrachten voor thuis zijn.
  • Op de binnenzijde van de achterkaft staat een diploma. Als het werkboek uit is en de trainer is tevreden over het resultaat, dan kan de trainer het diploma invullen en ondertekenen.

Wat doe ik als ik geen idee heb hoe goed de kinderen schaken?

Als je een groep hebt met kinderen die al kunnen schaken, maar je weet niet precies wat ze al weten, besteed de eerste les dan aan het inventariseren van het niveau van de kinderen. Pas in les 2 begin je met een ‘echte’ les.

Is vooraf duidelijk wat het niveau is van de kinderen in een nieuwe groep, begin dan meteen met een echte les. Maar reserveer de eerste les wel extra tijd voor de kennismaking en het maken van afspraken.

Valkuilen nieuwe kinderen die zeggen dat ze al (een beetje) kunnen schaken

Nieuwe kinderen zijn niet altijd beginners. Soms hebben ze al schaken geleerd van hun ouders, op school of van een vriendje. Maar dat gaat niet altijd goed

  • De Dame beweegt in 1 zet recht én schuin.
  • Stukken bewegen in 1 zet ‘om een hoekje’. Bijvoorbeeld: een Loper op a1 gaat in 1 zet via b2 naar a3.
  • Kinderen slaan door over stukken te springen (zoals bij Dammen). Of ze slaan in 1 zet alle stukken op een lijn of diagonaal.
  • De pion loopt/slaat toch opzij of achteruit. De pion doet geen 2 stappen vanuit de beginstelling. Pionnen promoveren alleen tot stukken die al zijn geslagen. Kinderen denken dat je maar 1 Dame mag hebben. Pionnen promoveren niet: ze blijven ‘pion’ als ze de overkant hebben bereikt. Het gepromoveerde stuk wordt in de beginpositie geplaatst, in plaats van op het promotieveld.
  • De kinderen hebben alleen de formele regels geleerd, maar niet belangrijke toepassingsprincipes. Zo leren kinderen van hun ouders bijna nooit om veilige zetten te doen. Dat is namelijk geen formele regel. Voeg dan lessen 4-6 in, of de Pas-op-de-plaats-les over veilig (P2).
  • Wanneer na schaak, het schaak niet wordt opgeheven, slaan veel kinderen gewoon de Koning.
  • Bij schaakmat wordt vaak vergeten dat de Koning schaak moet staan.
  • Van de rokade beheersen veel kinderen niet de uitzonderingsregels.

Inventariseren van het niveau van de kinderen

Stap 1

Check hun schaakkennis en speelniveau. Wat ze zelf zeggen of wat hun ouders zeggen is vaak niet accuraat. Vaak is er sprake van overschatting, soms van onderschatting. Ik gebruik afwisselend 2 methoden om een goede inschatting van de schaakkennis te maken bij nieuwe kinderen.

  1. Via een vragenrondje op basis van deze checklist (pdf) kun je per 2 kinderen in 5-10 minuten een goede inschatting maken van hun schaakkennis. Laat 2 kinderen een partij tegen elkaar spelen. Ga erbij zitten en stel vragen op basis van de checklist. Dat kun je doen in reactie op de actuele stelling of op de zetten die ze doen. Je kunt ook de stelling aanpassen (“Stel deze pion komt aan de overkant …“) en daar een vraag over stellen.
  2. Laat ze Opdrachtschaak Werkboek 1 (Spel 38) spelen. Kaartjes waarover ze vragen hebben, bieden informatie over wat ze al wel/nog niet weten. Deze methode biedt minder snel alle informatie die je nodig hebt.

Stap 2

Naar aanleiding van de niveaucheck stel je een lesprogramma op. Je kunt hele thema’s overslaan of alleen de herhalingsles (P-lessen) doen als ze een thema al (redelijk) beheersen.

Check echt goed of ze de loop van de stukken goed beheersen. Als ze nog veel fouten maken met de stukken, dan is de basis voor de volgende lessen onvoldoende. Het lijkt er dan op dat ze de nieuwe stof niet begrijpen, terwijl de fouten die ze maken, komen door onvoldoende beheersing van de stukken.

Maar zelfs als ze thema’s al beheersen, is het soms toch verstandig die te herhalen. In het bijzonder als kinderen schaken van hun ouders hebben geleerd (in plaats van een schaaktrainer).