Kenmerken van het werkboek

Het werkboek is veel meer dan een verzameling van schaakopgaven, geordend per onderwerp. Bekijk hieronder de verschillende kenmerken van het werkboek. Stuk voor stuk helpen ze de kinderen om beter te leren schaken en helpen ze de trainer om betere trainingen te verzorgen. De voorbeelden komen uit Werkboek 1 voor beginners in groepen 3, 4 en 5.

Lessen

Het werkboek is verdeeld in lessen met een afgebakend onderwerp. Elke les behandelt een nieuw onderwerp of herhaalt en verdiept het onderwerp van de vorige les. Een les in het werkboek sluit volledig aan op de corresponderende uitgeschreven les voor de schaaktrainer.

 

 

 

Werkboek 1 bevat 17 lessen.
> Inhoudsopgave Werkboek 1

Herhalingslessen: Pas op de plaats

Om de zoveel lessen maken we een pas op de plaats. We herhalen de onderwerpen van de voorgaande lessen, met nieuwe opgaven en spelletjes. Dit zijn de P-lessen (Pas-op-de-plaats-lessen). Afhankelijk van de voortgang van de kinderen besluit je als trainer om geen, 1 of meerdere trainingen aan een P-les te besteden. Bij jonge kinderen (5-6 jaar) besteed je tot 3 trainingen aan een P-les. Bij iets oudere en bij snelle kinderen is 1 herhalingsles misschien al voldoende.

De P-lessen voor de schaaktrainer bevatten een programma voor 3 trainingen. Een P-les bevat voldoende oefeningen en suggesties voor schaakspelletjes om 3 trainingen te vullen. Daardoor geven de P-lessen de trainer flexibiliteit met betrekking tot het tempo van het programma.

Werkboek 1 bevat 4 P-lessen.

> Lees ook: Wat zijn Pas-op-de-plaats-lessen (P-lessen)?

Een les bevat meerdere opdrachten

Elke les bevat meerdere opdrachten. Les 2 bijvoorbeeld heeft 5 opdrachten:

 

 

 

 

 

 

 

 

Een opdracht bevat meerdere opgaven. Soms tot wel 12 opgaven. Daarmee komen alle variaties van een onderwerp aan bod en bieden ze ook veel herhaling.

De verschillende opdrachten per les bieden de mogelijkheid te differentiëren tussen wat de kinderen in de schaakles doen en wat ze eventueel thuis doen.

Extra uitdagende opdrachten

Het werkboek bevat ook extra uitdagende opdrachten. Deze opdrachten bieden extra uitdaging voor de snelle kinderen. Bijkomend voordeel is dat de trainer beter om kan gaan met niveauverschillen in een groep.

 

 

 

 

 

 

 

Werkboek 1 heeft 15 extra uitdagende opdrachten. Gemiddeld bijna 1 per les.

De gewone opdrachten bieden alle kinderen voldoende oefening om zich een onderwerp eigen te maken. Het is dus niet noodzakelijk dat iedereen de extra uitdagende oefening maakt.

Kleine diagrammen om de kern van een onderwerp te oefenen

De meeste opgaven hebben de vorm van een schaakstelling.

We gebruiken kleine diagrammen (5×5 velden) om de kern van een onderwerp te oefenen. In kleine diagrammen speelt bordvisie minder een rol en verstoort daardoor minder het toetsen van die kern. Ook kunnen we door de kleine diagrammen meer opgaven aanbieden.

 

 

 

 

 

 

 

We gebruiken normale diagrammen (8×8) in herhalingsoefeningen met meer stukken en realistische schaakstellingen. Naast de specifieke kennis van een onderwerp, oefenen de grotere diagrammen ook de toepassing ervan in een partijstelling.

De opdrachten benaderen een onderwerp steeds verschillend

De opdrachten in een les zijn verschillend van aard en benaderen het onderwerp van een les steeds via een nieuwe invalshoek. Dat zorgt niet alleen voor variatie in de oefeningen, maar het verdiept ook de kennis en het begrip van het onderwerp.

Bijvoorbeeld uit Les P1 over de beginstelling en de loop van de stukken:

 

Uiteenrafelen aspecten van een onderwerp

Een onderwerp is vaak niet zo rechtlijnig als het op het eerste gezicht lijkt.

Nemen we schaak als voorbeeld. Na de uitleg van de regels van schaak volgen veel lesmethoden direct met opgaven ‘Zet schaak’ en ‘Verdedig tegen het schaak’. In onze lessen rafelen we schaak uiteen in diverse aspecten. De opdrachten in het werkboek sluiten daar naadloos op aan. Enkele voorbeelden van opdrachten met schaak:

Les 7: Zet veilig schaak. Deze opdracht toetst of de kinderen hebben begrepen wat schaak is.

 

 

 

 

 

 

Les 10: Mag deze zet? Hiermee toetsen we of ze alle regels over schaak weten. Bijvoorbeeld dat je niet de Koning mag slaan, als de tegenstander zijn Koning schaak laat staan.

 

 

 

 

 

 

Les 10: Waar kan de Koning allemaal veilig heen? Toetst de regel dat je je eigen Koning nooit schaak mag zetten en oefent met het thema veilig en goed kijken.

 

 

 

 

 

Les 10: Je staat schaak; los het op door weg te gaan. Deze opdracht oefent een van de drie manieren van verdedigen tegen schaak. Slaan en tussenplaatsen komen in andere opdrachten aan bod. Ook zijn er opdrachten waarin de kinderen zelf de beste oplossing moeten vinden.

 

 

 

 

 

Les 11: Wie is aan zet? Toets het begrip van de schaakregels. Als je ziet wie schaak staat en je begrijpt de schaakregels, dan kun je ook bedenken wie aan zet is.

Herhaling in verschillende lessen van het werkboek

Herhaling is noodzakelijk om nieuwe kennis vast te leggen. Een onderwerp dat maar een keer of zelfs enkele keren aan bod is gekomen, blijft bij veel kinderen niet hangen. ‘Herhalen, herhalen, herhalen’ is het motto. Niet een keer, maar veelvuldig, op verschillende momenten en in verschillende vormen.

Aan een onderwerp besteden we daarom altijd meerdere lessen. En in de P-lessen komen alle onderwerpen nog een keer aan bod.

Herhalingsopdrachten in het werkboek zijn nooit meer van hetzelfde. Sommige herhalingsopdrachten benaderen een onderwerp op geheel andere wijze. Andere herhalingsopdrachten voegen complexiteit toe (groter bord, meer stukken, samengestelde opdrachten).

Bijvoorbeeld over de waarde van de stukken:

  • Les 8: Slim slaan. Win de meeste punten. Met kleine diagrammen.
  • Les 9: Slim slaan. Win de meeste punten. Met grote, vollere diagrammen.

 

 

 

 

 

Bijvoorbeeld over gedekt:

  • Les 5: Staat het stuk gedekt?
  • Les P2: Welke stukken staan ongedekt?

 

 

 

 

> Lees ook: 2. Herhaling vorige week (indien van toepassing) of ophalen voorkennis